Dynamische restauratie voor retraitehuis Heerlen

retraitehuis heerlen

Het Mgr. Laurentius Schrijnenhuis is dankzij een zorgvuldige renovatie teruggebracht naar de oorspronkelijke staat van 1933. Tegelijkertijd is het gebouw aangepast aan de eisen van nu, waardoor één van de hoogtepunten uit het oeuvre van architect Frits Peutz in de stijl van het Nieuwe Bouwen, is verzekerd van een nieuwe toekomst.

Het Laurentius Schrijnenhuis is in 1932 ontworpen als ‘Retraitehuis voor vrouwen en meisjes’. Katholieke gebouwen werden doorgaans gerealiseerd in traditionele stijl als massieve bouwvolumes van baksteen en natuursteen. Het architectonische en constructieve ontwerp van Peutz vormt hierop een uitzondering. De strakke compositie in stucwerk, staal en glas vertoont verwantschap met de ontwerpen van Duiker. Het constructieve ontwerp is vooruitstrevend en bestaat uit een staalskelet met lichtgewicht betonvloeren. De draagconstructie is losgehouden van de ruimtescheidende elementen, waardoor het gebouw uiterst flexibel indeelbaar is. Voor de gewapende stuchuid van de gevel (4 centimeter) is een innovatief systeem uit Amerika geïmporteerd. Ook voor de installaties zijn vernieuwende technieken toegepast. Zo was in het gebouw een grijswatercircuit aanwezig en een ingenieuze ventilatietechniek op basis van natuurlijke ventilatie. Ondanks deze bijzondere kenmerken heeft het gebouw nooit veel aandacht gekregen in architectuur-historische publicaties.

De ruimtelijke opzet en indeling van het gebouw waren gericht op een optimaal economisch functioneren. Zeventig jaar na de eerste ingebruikname profiteert de nieuwe gebruiker daar nog van.

Sinds de erkenning als jong monument in maart 1999 en de aankoop door AGS Architekten en Planners is de belangstelling voor de architectuurhistorische waarde van het gebouw toegenomen. AGS heeft met de renovatie van het Schrijnenhuis voor zichzelf en andere huurders een representatieve huisvesting gecreëerd. Tegelijkertijd heeft het architectenbureau een belangrijke bijdrage geleverd aan het behoud van het architectonisch en cultureel erfgoed. In nauw overleg met de Rijksdienst voor de Monumentenzorg heeft AGS het gebouw niet alleen gerenoveerd, maar ook gerestaureerd en gereconstrueerd. Vanwege de flexibele opzet van het oorspronkelijke ontwerp waren er geen grote ruimtelijke of constructieve ingrepen nodig om het gebouw aan het nieuwe gebruik aan te passen. Wel zijn de meeste latere toevoegingen – aanbouwen, verlaagde plafonds en binnenwanden, die door de opeenvolgende gebruikers waren aangebracht – verwijderd.

Historisch onderzoek

AGS heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar de constructie, de oorspronkelijke detaillering en het materiaalgebruik van het gebouw. Dit onderzoek heeft interessante informatie opgeleverd over de achtergronden van de ongebruikelijke draagconstructie en opbouw van de gevel. Vanwege de instabiele bodemgesteldheid van de locatie, op de scheidslijn van twee mijngebieden, koos Peutz voor een licht staalskelet als draagconstructie.

Omdat werd verwacht dat de bodem sterk zou kunnen gaan bewegen en zakken, is de draagconstructie losgehouden van de ruimtescheidende elementen. Het gehele gebouw is bovendien in alle bouwdelen gedilateerd. Zo moesten dilataties van kolom tot kolom in de vloervelden de bewegingen opvangen en schade aan het gebouw voorkomen.

De gevel bestaat uit een drijfsteen binnenspouwblad en een buitenspouwblad van gewapend stucwerk. Voor de constructie van het buitenspouwblad is het Amerikaanse lichtgewichtsysteem Steeltex, bedoeld voor houtskeletbouw, geïmporteerd en geoptimaliseerd voor toepassing op het staalskelet.

Het systeem bestaat uit een verzinkt rasterwerk van staaldraad met een maaswijdte van 50×50 millimeter, waarop aan één kant een dubbele laag asfaltpapier is vastgezet. Door de druk van het smeren van cementmortel op het rasterwerk wijkt het papier enigszins. Als de druk wordt opgeheven, veert het papier terug, waardoor het staaldraad rondom in de mortel wordt ingebed. Na het uitharden volgt een tweede cementmortellaag die vervolgens van een waterkerende en esthetische afwerklaag wordt voorzien. Zo ontstaat een sterk en uiterst dun buitenspouwblad dat vergelijkbaar is met een dunne plaat gewapend beton, echter zonder dure bekisting.

Het rasterwerk is in dit geval gespannen op een stalen hulpconstructie die aan het staalskelet is bevestigd. Verticale en horizontale enigszins verende zinkprofielen zijn gebruikt om het rasterwerk te dilateren en het gevelblad voor scheuren te behoeden. Zelfs als er toch schade mocht ontstaan, dan zou dit eenvoudig zijn te verhelpen door een paneel te vervangen. Onderzoek met een camera in de spouw wees uit dat zowel de staalconstructie als de Steeltex-constructie na zeventig jaar nog in prima conditie verkeert. Dit in tegenstelling tot de gevel van Zonnestraal van architect Duiker waar met een vergelijkbare gevelopbouw is geëxperimenteerd.

Hergebruik

De oorspronkelijke materialen zijn zoveel mogelijk gehandhaafd en waar nodig hersteld. Vooral aan de gevel is vanwege het bijzondere materiaalgebruik veel aandacht besteed. Het van oorsprong lichte, ernstig vervuilde gevelstucwerk is na uitvoerig experimenteren schoongemaakt met warm water. Daarna is de gevel afgewerkt met silicaatverf in de oorspronkelijke kleurstelling. De markante, slanke staalprofielen van de raamkozijnen en puien bleken na zorgvuldig onderzoek geschikt voor hergebruik. Alle verflagen zijn verwijderd en de draaibare delen, zoals de taatsramen, weer gangbaar gemaakt.
De detaillering is aangepast aan de huidige bouwfysische eisen met doel het oorspronkelijke beeld zo dicht mogelijk te benaderen. Helder isolatieglas met een zo klein mogelijke luchtspouw (4 millimeter) paste net niet in de sponning van 10 millimeter. Daarom is het glas in stopverf gezet dat iets hoger is aangezet dan technisch noodzakelijk, zodat ook de zwarte randverbinding van het glas uit het zicht blijft. Een aantal puien en kozijnen, zoals bijvoorbeeld de entreepuien, die ooit waren vervangen door aluminiumprofielen, zijn in staal gereconstrueerd met de oorspronkelijke pui-indeling.

Springlevend

Door architectuurhistorici is Peutz altijd gezien als een eclecticus die zich niet bekeerde tot één van de verschillende stijlkampen uit zijn tijd, maar alle richtingen in zijn werk gebruikte waar het hem uitkwam. Misschien was Peutz daarmee zijn tijd juist wel ver vooruit. Het is opvallend hoe modern en functioneel het constructieve ontwerp nu nog is. De ruimtelijke opzet en de indeling van het gebouw waren gericht op het optimaal economisch functioneren van het Retraitehuis.

Tegelijkertijd is het gebouw als geheel een krachtige esthetische compositie. Het is juist de synthese tussen constructie, functie en esthetica die het gebouw een tijdloze kwaliteit geeft waardoor het zich zeventig jaar na de eerste ingebruikname moeiteloos laat aanpassen aan een nieuw, eigentijds gebruik. AGS en Peutz Architecten hebben vervolgens met een knappe synthese van renovatie, restauratie en reconstructie aangetoond dat een monument springlevend en economisch functioneel kan zijn, zonder het ontwerp geweld aan te doen.

Wellicht is met deze dynamische restauratiemethode een bruikbare trend gezet in de wereld van de monumentenzorg.